Ga naar de inhoud

Oorlogsdrama Groot Engelenburg

In het dorp Brummen zijn er een aantal straten vernoemd naar Hans baron van Sytzama, Lau Beijnen, Maarten Munnik, Marten Put, Jan Somer en Dirk van Vuuren. Deze zes verzetsmensen werden met een nekschot vermoord op Kasteel Groot Engelenburg. Twee dagen voordat het dorp Brummen definitief bevrijd werd van de Duitse bezetter.

Hieronder een passage uit de gids Oorlog en Bevrijding in de gemeente Brummen van de Stichting Visit Brummen-Eerbeek.

Tientallen jaren later lopen de rillingen nog steeds over de rug bij boer Piet Plas. “Ik moest die morgen melk brengen aan de SS’ers op Groot Engelenburg, net als de dagen ervoor.” Plas heeft het over 13 april 1945, twee dagen voordat Brummen wordt bevrijd. “De SS’ers bleken net verdwenen, maar ik wist waar de sleutel hing van de kelder waar de gevangenen waren opgesloten.” Plas heeft de gevangen vrijgelaten. Daarna zag hij pas de acht lijken in de gracht. Ze dreven daar rond met hun kruinen net boven water. 

Jagd-Kommando Pieters 

Het beruchte Jagd-Kommando Pieters was op 6 april 1945 neergestreken in Brummen om de ondergrondse activiteiten te bestrijden. Er was een broeinest van verzet in Brummen, wist SD-generaal Schöngarth. Hoe konden anders alle troepenbewegingen van de Duitsers bekend zijn bij de geallieerden aan de overkant van de IJssel. 

Gearresteerd 

Er zijn 32 mensen gearresteerd, verzetsmensen en ook enkele gijzelaars als vervanging van een verdachte, die de Duitsers niet konden vinden. 

Op zoek naar Jaap Detmar, een ambtenaar van het distributiekantoor die onderduikers aan voedselbonnen had geholpen, schreeuwde de SS’er “Waar is uw man” en hij zette zijn laars tussen de deur. De SS’ers doorzochten het hele huis zonder resultaat en dreigden “Over een uur zijn wij terug. Als uw man er dan nog niet is, gaat de vlam in het huis en nemen wij uw schoonvader mee.” Jaap Detmar stond voor een vreselijk dilemma en besloot zich te gaan melden, uit angst voor het fusilleren van zijn vader. Hij hield een SS-zijspan aan, stapte in en liet zich wegbrengen naar de Engelenburg. 

Toen Maarten Munnik werd gearresteerd door drie SS’ers kon hij nog net een koppelriem met handgranaten onder het bed stoppen. Berty Munnik volgde haar man op de fiets. Bij het hek van Groot Engelenburg werd zij weggestuurd en werd haar fiets afgepakt. Te voet ging zij naar hun huis om belastende papieren te vernietigen. Munnik gaf immers schietles, hielp neergestorte geallieerde vliegers en bracht Duitse posities langs de IJssel in kaart. 

Bij landgoed Reuversweerd werden vier mensen gearresteerd: Hans baron van Sytzama, zijn zoon, Lau Beijnen en baronesse Reiniera van der Feltz als gijzelaar voor haar man. De gewone Wehrmacht, die de IJssellinie verdedigden en verbleven op Reuversweerd, stonden erbij en keken ernaar, met gebalde vuisten weliswaar, aldus een onderduiker op het landgoed. 

Uit voorzorg tegen een arrestatie had Gerard Schut een schuilplaats laten maken tussen twee kasten op de slaapkamer. In tijden van spanning sliepen zij samen in één bed zodat zij een onbeslapen bed aan eventuele SS’ers konden laten zien. Zo ook aan Kommando Pieters. Schut hoorde hoe ze de trap op kwamen, de kamer doorzichten en weer weggingen. De SS’ers namen toen zijn vrouw Truus Schut mee.

Gemarteld

Het verblijf en de verhoren waren een marteling voor de helft van de gevangenen. SD-chef Heinemann nam zelf de verhoren af, maar later deed Obersturmführer Pieters de verhoren nog eens ‘dunnetjes’ over. Hans Wahl vertelt: “Ik werd met mijn armen aan een verwarmingsbuis opgehangen, en met de benen aan het andere eind. Toen gingen de beulen op mijn rug slaan.” Bij de arrestant Coen Hagen heeft de SS het martelwerktuig kraftpennen gebruikt. Hagen is bewusteloos geraakt door de pijn. Hij is gemarteld tussen in bijzijn van acht dronken soldaten, die een flinke mep uitdeelden als de officier daarvoor een wenk gaf. Jaap Detmar werd ontvangen door SD-chef Ludwig Heinemann: “Wie unschuldig seht der Jüngling aus, schöne Haren und Moustache.” Op jacht naar het bekennen van het verstrekken van bonkaarten aan onderduikers is Detmar geslagen en bewerkt met een knuppel op zijn rug. Detmar heeft alleen bekend wat de Duitsers kennelijk al wisten. De ergste marteling trof Lau Beijnen. De foltering trof met name zijn voeten en werd steeds pijnlijker toen Beijnen bleef ontkennen. Ook toen Beijnen werd gepijnigd op zijn voetzolen, terwijl hij met zijn buik plat op de grond lag, liet hij geen informatie los. 

De kelder als gevangenis

De arrestanten waren opgesloten in de kelder. Het was daar koud en vochtig, slapen kon alleen op schappen voor appels. De SS’ers dreigden voortdurend en schoten soms door de kelderdeur om angst aan te jagen. De vrouwelijke arrestanten kwamen alleen in de kelder om te helpen met eten koken. Griet Koerselman vertelt: “Doorlopend klonk er het gillen, het schreeuwen van de mannen die gefolterd werden. Nog zie ik Lau Beijnen voor mij, toen hij terugkwam van verhoor, zijn gezicht en handen vol bloed en zijn lichaam bedekt met striemen.” De bewakers vertelden de vrouwen dat heel Brummen in brand stond. Ook zij waren doodsbang. 

Dodenlijst 

Ondertussen overlegden SS-kopstukken wat ze met de arrestanten zouden doen als de Canadezen Brummen zouden veroveren, dit was bijna zover. De ergst gefolterden mochten niet overleven, zij zouden te lastige getuigen kunnen zijn. En zo ontstond een lijst van acht zwaarste tegenstanders van het Duitse regime. SD-generaal Schöngarth zette zijn handtekening onder het hoofdrapport van Heinemann en hij gaf Pieters opdracht tot fusillering. Maar eerst werd er nog een Kameradschaftsfest gegeven, omdat er neerslachtigheid heerste onder het Kommando. Na enkele glazen alcohol kregen twee SS’ers het bevel van Pieters om niet meer te drinken. Zij waren voorbestemd om de executies uit voeren, al wisten zij op dat moment van niets. Pieters zelf dronk die avond zoveel dat hij slechts lallend kon rondlopen. De volgende ochtend zijn de acht één voor één naar boven geroepen en twee aan twee doodgeschoten op de vlonder bij de vijver. Onmiddellijk hierna verlaat het Kommando de Engelenburg. Vier andere arrestanten waren ingeschakeld voor het laden van een vrachtauto vol voorraden eten en andere buit uit Brummen. 

Chef veldwachter Janssen vertelt: “Op een gegeven moment zie ik twee medegevangenen van achter het gebouw weggevoerd worden. Ze gaan naar het vlondertje en worden met de ruggen aan elkaar gebonden. Vanaf mijn plek kon ik niets meer zien, maar met al mijn zintuigen voelde ik, hoorde, zag ik  wat er gebeurde.”

Na afloop van de executies worden de vrouwelijke arrestanten opgesloten in de kelder en vertrekt Jagd-Kommando Pieters. Een uur later bevrijdt boer Piet Plas de groep overgebleven arrestanten. De burgers van Brummen zijn blij en bedroefd. Iedereen was verpletterd. Mensen durfden zich vanaf 6 april 1945 nauwelijks te vertonen op straat. 

N.b. de eveneens op 13 april 1945 bij Groot Engelenburg gefusilleerden Jacob Detmar en Antoon den Otter zijn na de oorlog door het NIOD van de erelijst van gevallenen verwijderd. Dit omdat zij jacht bleken te maken op Joden in treinen.