Ga naar de inhoud

De Tweede Wereldoorlog in onze gemeente

Aanvankelijk leek de Duitse bezetting nog mee te vallen. Was dat nu oorlog? Zelfs de aanvankelijk zo gevreesde strijd om de IJssellinie was met een sisser afgelopen. En in de gemeenteraad werd in 1941 nog gezapig gediscussieerd over klachten van dorpelingen, zoals het verzoek van grootgrondbezitter Van Marle “om de takken der eikenbomen aan de Engelenburgerlaan die over mijn roggeveld hangen, te doen snoeien”. Duitse militairen zag men in de eerste jaren van de oorlog hier vrijwel niet. Wel werden spoedig alle particuliere auto’s gevorderd. Ook op de doorgaande wegen was het verkeer bijna verdwenen; op de Arnhemsestraatweg in Leuvenheim groeide het gras tussen de betonstenen. In 1941 kwam ook het verenigingsleven tot stilstand, een ingreep door de bezetter. Er ontstond voedselschaarste, maar honger is in onze gemeente niet geleden, ook al omdat op grote schaal volkstuinen tot bloei kwamen. De eerste echt ernstige gevolgen van de oorlog kwamen door de jodenvervolging.

De oorlog in het dorp Brummen

In Brummen woonden twee families Meijers, die eerst nog probeerden onder te duiken, maar later toch werden gepakt, deels door verraad. Aanvankelijk waren er alleen pesterijen, bijvoorbeeld dat de joodse caféhouder Meijers in Leuvenheim voor zijn bedrijf het bord ‘Verboden voor Joden’ moest ophangen, een gotspe zullen ze in zijn kringen hebben gezegd. In Voorstonden waren tien Joodse jonge mannen bij boer Visschers ondergedoken, waarvan zeven het er niet goed afbrachten.

In 1944 werd de oorlog nog meer merkbaar; bij het postkantoor in Brummen vond op 23 september een bloedige schietpartij plaats. Zes Engelse krijgsgevangenen van de Slag om Arnhem werden neergeschoten, naast een Duitse soldaat. Twee dagen voor het einde van de oorlog vond in Brummen nog een gruwelijk drama plaats. Op Groot Engelenburg werden acht mannen uit het dorp gefusilleerd. Het monument bij het gemeentehuis herinnert hier nog aan.

Het waren de Canadezen die met een tiental brandcarriers op 15 april 1945 het dorp bevrijdden. Ze bezorgden de bewoners een onvergetelijke dag; op het marktplein werd door iedereen gedanst en gehost, ook al kende men elkaar niet.

De oorlog in het dorp Eerbeek

Ook in Eerbeek verliepen de eerste oorlogsjaren tamelijk rustig, ofschoon er bij de bezetting op 10 mei 1940 wel is gevochten. Dit nota bene op de Loenenseweg, waar evacués uit Brummen een veilig toevlucht dachten te vinden. Een aantal Duitsers is hier gesneuveld.

In 1943 vond in Eerbeek een grote verzetsdaad plaats: een staking van enkele dagen van alle papierfabrieken. Onder de gearresteerde directeuren werd D.W. van Vreeswijk gefusilleerd. Ook in Eerbeek ontstond een goed georganiseerd verzet. Daarnaast waren er opmerkelijk veel onderduikers gehuisvest, vooral op Coldenhove. Hier vonden in september 1944 ook veel evacués uit Arnhem een onderdak. Op 23 februari 1945, ongeveer zes weken voor de bevrijding, werd er voor het eerst grote materiële schade aangericht. Een V-1 (een Duitse raket) op weg naar Engeland raakte onklaar en stortte  neer, midden in de bebouwde kom. De vliegende bom doodde elf mensen, verwondde dertig personen en richtte grote materiële schade aan.

In Eerbeek waren het niet de Canadezen, maar de Engelsen die op 16 april 1945 de bevrijding voor hun rekening namen; een verkenningsbataljon van de Polar Bear Infantry Division was er het eerst. Strijd hoefde nauwelijks gevoerd te worden. Het duurde niet lang, of zowat elke tank was voorzien van bloemen of oranjeversierselen. Spontaan werd het Wilhelmus gezongen. Direct na de komst van de geallieerden zag men overal hetzelfde ritueel: de arrestatie van NSB’ers en het kaalknippen van meisjes die met Duitsers bevriend waren geweest. Een grote volksvreugde, maar het verliep niet altijd correct.