Ga naar de inhoud

Het verhaal ‘De Pilotenkuil’

Piloten verborgen in de Gemeente Brummen

Er zijn in de Tweede Wereldoorlog verschrikkelijke dingen gebeurd, ook in de Gemeente Brummen. Maar er waren ook mensen - verzetsstrijders, maar ook gewone burgers - die met gevaar voor eigen leven opgetreden zijn. Eén van die mensen was de Brummense mevrouw Bierhof. 

In het boek ‘Oorlog in een dorp aan de IJssel’, dat gaat over de oorlog in de Gemeente Brummen, vertelt Piet Willemsens het verhaal van de pilotenkuil en van mevrouw Bierhof. Misschien een klein verhaal vergeleken met de grote oorlogsverhalen, maar wel een verhaal dat getuigt van grote moed.

In de nazomer van 1944, tegen het eind van de oorlog, heeft een aantal door de Duitsers neergeschoten Engelse piloten verborgen gezeten in het dichte bos van Groot Engelenburg. Daar bevond zich, hemelsbreed een paar honderd meter achter het café De Vroolijke Frans, in de zevende diek vanaf de Knoevenoordstraat, een onderaards hol. Dat was al voor de oorlog door spelende kinderen of schuilende bosarbeiders aangelegd. Als kind heeft Arnold Plant van De Vroolijke Frans er vaak in gespeeld. Hij kon toen niet vermoeden dat de kuil in de oorlog een belangrijke onderduikplaats zou worden voor Engelse piloten. De Pilotenkuil was ongeveer 4 bij 2 meter, van boven afgedekt met grond en takken, alles mooi gecamoufleerd, inclusief het luik dat de toegang tot de kuil verschafte. Ook nu nog, na 66 jaar, zijn de sporen van de pilotenkuil duidelijk te zien. 

Mevrouw Bierhof heeft een heldhaftige rol gespeeld in de voedselvoorziening van de piloten. Zij woonde met haar gezin aan de Beijnenlaan, tegenover het huidige zwembad, ongeveer 500 meter van de pilotenkuil vandaan. Vanaf haar huis liep een pad door het veld naar het bos. Zij zorgde met haar twee zoons ervoor dat de piloten dagelijks te eten kregen. Met een van boven met loof afgedekte kruiwagen smokkelde haar zoon het eten het bos in. Aangekomen bij de pilotenkuil floot hij dan het bekende wijsje It's a long way to Tipperary, zodat de piloten wisten dat er goed volk op komst was. 

Mevrouw Bierhof vertelt jaren later, als ze voor dit boek wordt geïnterviewd, ze was toen al 90 jaar oud, het volgende: "Ik zorgde er altijd voor dat het warme eten vroeg klaar was, zodat het vervoer plaats vond als de meeste mensen ’s middags thuis aan de maaltijd zaten. In een grote pan had ik vaak heerlijke stamppot bereid met vlees erin. De piloten kregen van ons ook brood, waartoe ik overal rogge ging halen dat ik zelf maalde. Ik ben blij dat ik het allemaal heb kunnen doen, maar het was een gevaarlijke tijd. Het heeft me veel angst bezorgd; als ik er aan terug denk, dan schudt het me nog door de keel," aldus mevrouw Bierhof. 

Op het verborgen houden van piloten stond in de oorlog een zware straf, die varieerde van afvoer naar een concentratiekamp tot onmiddellijke terechtstelling voor het vuurpeloton. Mevrouw Bierhof heeft dus met gevaar voor eigen leven de Engelse piloten het leven gered. 

Na de oorlog heeft mevrouw Bierhof voor haar heldhaftig optreden een Amerikaanse onderscheiding gekregen van President Eisenhower. De Engelse piloten zijn van de pilotenkuil overgebracht naar Eerbeek en zijn uiteindelijk allemaal gered. De pilotenkuil was in de eerste jaren na de oorlog een soort heilige plek, waar je niet dicht bij mocht komen. Het zou nog eens gebruikt kunnen worden, bijvoorbeeld na een invasie door de Russen! Nu is de pilotenkuil nog steeds duidelijk te zien, alleen nog een gat in de grond van ongeveer 2 bij 4 meter. 

Mevrouw Bierhof is in 1991 op 93-jarige leeftijd overleden.